Fictief Kortverhaal - Mosgroen


Al van ver hoorde ik de sirene. Maar het duurde niet lang voordat ik ook de rode lichten alarmerend zag flikkeren. Hun weerkaatsing tegen de witte betonnen muur van het gebouw aan de overkant, bezorgde me rillingen. 

Vanuit mijn kamer op de derde verdieping kon ik nog net zien hoe ze de enige opening in de muur binnenreden, waar met grote rode lichtgevende letters SPOED stond boven geschreven. 

Allerlei rampscenario’s passeerden de revue, maar het besef drong tot me door dat ik waarschijnlijk nooit méér zou weten. Misschien beter zo, ik had genoeg aan mijn eigen kwaad.

De witte betonnen muur had geen ramen. Ik vermoedde dat ze hiermee pottenkijkers op afstand wilden houden. 

Ik had dus geen andere keuze dan verder te staren naar de troosteloosheid van de parking. Een honderdtal gelijke, afgelijnde grijze vakjes. Meer was er van hieruit niet te zien. Eerder die dag waren alle vakjes gevuld geweest. Nu waren ze, op hier en daar een vakje na, allemaal leeg. Ook onze Ford Galaxy stond er niet meer. Wat zou ik ervoor over hebben om in de auto te stappen en naar zee te rijden, de golven in.


De laatste keer was amper twee zomers geleden, maar het leek een eeuwigheid. Nog steeds voelde ik hoe de zachte deining van de diepblauwe zee mijn plank optilde en over de uitgestrekte wateren liet zweven. Daar ging ik dan, en de toekomst lachte me toe. 


Zuchtend draaide ik me van het raam weg. De meeste kamers hadden witte muren, maar de mijne niet. De muren van mijn kamer waren mosgroen. Waarschijnlijk straalt dat kleur gezelligheid uit. Maar niet voor mij. Niet nu. 

Mijn blik ging de kamer rond. Een zwarte zetel naast een opgemaakt bed. Een groene schuifdeur die toegang gaf tot een, volgens de norm, redelijk luxueuze badkamer. Er was zelfs zo’n Japans toilet, want er was uiteraard ook aan ecologie gedacht. Altijd positief voor het kwaliteitslabel.

Aan mijn linkerkant een glazen wand die de babybox scheidde van de rest van de kamer. 

Onwillekeurig werd ik er naartoe gezogen. Hier was de muur lichter van kleur, eerder een soort turquoise, waar een geschilderde Winnie the Pooh goedkeurend neerkeek op het babybad. 

In de hoek van de box stond het bedje. Ze hadden het niet weggehaald, gewoon zo ver als mogelijk uit het zicht gezet. Het was met zorg opgemaakt, dat kon je zien. Aan het voeteinde stak een kaartje waar de naam op zou komen. De zachtheid van het oranje dekentje nodigde uit tot aanraking. Subtiel streek mijn hand er langs. 


Daar stond ik dan, starend naar een mosgroene muur, waar een enorme vierkante digitale klok mijn gemoed er niet beter op maakte. Nu kon ik niet anders dan de minuten aftellen naar het moment waarop ze me zouden komen halen. De klok gaf ook de temperatuur aan. Gelukkig. Met alle macht focuste ik me op de aangegeven 27 graden Celsius. Erg warm, maar vanbinnen was ik ijskoud. 


Er werd op de deur geklopt. Nog voordat ik had geantwoord, zwaaide ze open. Een jong, bruinharig meisje in een wit pak kwam binnen. Mosgroene ogen had ze, de rest van haar gezicht verborgen onder een mondmasker. Het zou best mooi zijn indien haar pakje assorti was geweest met haar ogen. Waarom maken ze die eigenlijk niet in het groen? Gewoon, voor de gezelligheid. 

Inwendig lachte ik. Het was echter van korte duur. Nu moest ik haar volgen, via route 32 met de lift naar beneden. Daar waren de frigo’s. Daar zou ik afscheid nemen. Afscheid van een toekomst die nooit naar me zou lachen. 

Reacties

  1. Super (spannend) geschreven. Je voelt de emoties/climax oplopen. Het kan nog alle kanten opgaan....je vraagt je af welke. Tot je weet dat het niet goed kan aflopen. Kippenvel moment en dan...voel je het verdriet. Blijf aub in dit genre verder schrijven Shirley��

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

De Krachten van Gedachten

11 Emoties van een miskraam

De Transformatie van de Vlinder