De Transformatie van de Vlinder


1 schaapje … 2 schaapjes … 3 schaapjes…


Elke avond tellen grote pruts (5) en kleine pruts (3) samen schaapjes wanneer ze, na een gemiddeld 14 uur durende dag, uitgeput - maar nog lang niet voldaan - naar het plafond van hun slaapkamertje liggen te staren.  

Aangezien de schaapjes na hun dagenlange intensieve arbeid ook wel eens recht hadden op vakantie, komen nu geregeld ook andere diertjes (en hun alter ego’s) over het denkbeeldige hekje springen.


1 paardje … 2 paardjes … 3 paardjes…

1 unicorn … 2 unicorns … 3 unicorns … 


Nu viel onlangs het privilege te beurt aan de vlinder. 

Kleine pruts ís de vlinder. 

Als symbooltje in de klas. 

Aangezien ik dit zo’n 500 keer per dag mag horen, kon ik het hier moeilijk achterwege laten. 

Dus - nu iedereen up to date is - was het aan de vlinder om over het hekje te komen vliegen. And the sky was the limit.


“Wist je, voordat een vlindertje kan vliegen, is hij eerst een rupsje.” begon ik mijn uiteenzetting, terwijl mijn vingers vlinderlichte rupsenstapjes nabootsten op het buikje van grote pruts.   

“Het rupsje leeft, maar is klein, kan niet vliegen, en moet nog vanalles leren. Net zoals een baby. 

Gedurende zijn leventje kruipt hij dan in zijn coconnetje, waar hij alles wat hij geleerd heeft verzamelt, zoals jullie doen wanneer jullie slapen.” vertelde ik, terwijl mijn hand zich tot een vuist balde, waarin alle levenskracht symbolisch werd samengebundeld.  

“En wanneer hij er terug uitkomt, is hij een prachtige vlinder, die zo hoog en zo snel kan vliegen als hij zelf wil. Met niemand om hem tegen te houden!”


Daarmee dacht ik hen een vernieuwende en positieve levensles te hebben geleerd, die zou aanzetten tot een verkwikkende nachtrust. Want wie wil nu geen vlinder worden in zijn eigen onbegrensde realiteit?   

Verkeerd gedacht.


Mama, het leven van een vlinder is gewoon zoals met alles in het leven.” meldde grote pruts me hooghartig. 

“Alles begint, groeit en gaat dood. En dan begint het opnieuw. En opnieuw. En opnieuw. De planten en ook de seizoenen. En ook de mensen.”


“Gaan wij allemaal DOOD?!” roept kleine pruts verschrikt. Dit was duidelijk niet de onbegrensde realiteit die ze voor ogen had. Weg positieve levensles. 

Maar het is wél de realiteit. Ons leven is nu eenmaal langs alle kanten begrensd, en we ervaren die grenzen elke dag. 


Wanneer mijn rug pijn doet en ik groggy door pijnstillers mijn bed niet uit raak. Grens. 

Wanneer ik wil meedoen aan een danswedstrijd, maar twee linkervoeten heb. Grens. 

Hetzelfde trouwens voor een zangwedstrijd als blijkt dat de kat van de buren beter toon kan houden dan ik. Grens. 

Of wanneer ik dan toch eens een stapje in mijn onbegrensde realiteit wil zetten, maar daarmee 4 huilende kinderen aan hun lot overlaat. Grens. 


En dat zijn dan enkel maar de grenzen van ons fysieke lichaam, waarmee ik alle maatschappelijke of cultureel gebonden grenzen nog buiten beschouwing laat. 

We zijn daarin niet beter dan de rups, die met de beperkte middelen die hij heeft, zich voorbereid op een leven waarin hij (hopelijk) ooit kan vliegen.  

Maar komt dat leven er ooit voor ons? 

En moeten we daarvoor dus niet eerst letterlijk en figuurlijk sterven? 


‘De sterveling, zijn dagen zijn als gras, als een bloem in het veld, zo bloeit hij. 

Wanneer de wind daarover is gegaan, is zij er niet meer. En haar plaats kent haar niet meer.’ 

Psalm 103 vers 15-16


Dat is de begrensde realiteit die ons allen omringt. En in dat opzicht is ons fysieke lichaam niet meer dan de cocoon die wordt achtergelaten wanneer we sterven, en is onze ziel de vlinder die verder … ja, wat doet eigenlijk? 


Het is een vraag die me vaak bezighoudt en waar ik ook verder onderzoek naar zal doen. 

Maar één ding weet ik zeker. 

Als kleine pruts ooit haar cocoon zou achterlaten, dan ga ik op zoek naar een vlinder.  

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

De Krachten van Gedachten

11 Emoties van een miskraam